DRIJFVEREN: interview met kunstschilder Chrit Rousseau
In het kader van een reeks interviews getiteld “DRIJFVEREN”, interview ik succesvolle vrouwen en mannen over hun heilige vuur. Wat drijft deze bijzondere mensen eigenlijk, diep van binnen? Waar vinden zij dat het om draait in het leven? Aan welke factoren schrijven zij hun succes toe? En heeft het succes hen ook gelukkiger gemaakt?
Petrus Johannes Christiaan Rousseau – roepnaam Chrit – werd geboren op 2 april 1941 in Maastricht. Deze begaafde, zeer succesvolle kunstschilder en bourgondische levensgenieter houdt van reizen en is al 53 jaar gelukkig getrouwd met zijn Fietje. Op een mooie vroege voorjaarsdag ben ik op weg naar een prachtige oude boerderij annex atelier in een landelijke buitenwijk van Maastricht. Daar spreek ik dit Maastrichtse artistieke icoon over doorzettingsvermogen, vrijheid en een bijna dood ervaring.
Foto: Peter Schrijen
‘Geluk is je leven leven, zoals je leven je lief is.’
Wanneer wist u dat u wilde schilderen?
Dat wist ik al heel vroeg, toen ik een jaar of zeven was. Mijn eerste tekenles had ik van Dolf Snel, dat was een buurjongen van de Mergelweg. Hij liet me iets zien – een liggende acht met een M daar bovenop, dan heb je een cowboyhoed (hij schetst het meteen voor me, redactie). Toen ik iets ouder was, moest mijn moeder naar een rustoord. Toen mocht ik met een van mijn broers intrekken bij mw. Postmes. Zij was de weduwe van de directeur van de Kunstnijverheidsschool. Wij logeerden daar in een hele grote kamer die volhing met schilderijen, daar keek ik iedere avond vol aandacht naar. Er was ook een atelier dat had toebehoord aan haar man, met beelden en dergelijke. Ik vond dat allemaal machtig interessant. Toen dacht ik al: ik wil kunstschilder worden. Als jonge jongen knutselde ik graag. Ik deed aan figuurzagen en die vormen beschilderde ik vervolgens. Mijn eerste schilderij heb ik gemaakt toen ik 12 jaar oud was, op een stukje triplex.
Wat was de reactie van uw ouders toen u aangaf dat u kunstschilder wilde worden?
Mijn vader zei: ‘Doe normaal, leer een vak! Als kunstschilder kun je toch geen geld verdienen?’. Voor mij was dit een extra motivatie om succesvol te worden, om hem te laten zien dat dit wél mogelijk was. Uiteindelijk mocht ik naar de kunstacademie, mits ik daar een vak ging leren. Dat was ‘Publiciteit en grafische vakken’, daar heb ik ook een diploma van. Toen was ik dus reclame-ontwerper. Ik heb elf jaar verpakkingen ontworpen bij Wesly. Maar na een half jaar achter zo’n grote tekentafel dacht ik al: ‘Hier word ik geen 65!’ Altijd dingen maken die anderen mooi vinden maar waar ik zelf niet achter sta, dan zou ik gek zijn geworden of dood zijn gegaan.
Wat heeft u toen gedaan?
Ik ben terug gegaan naar de directeur van de kunstacademie om kunstschilder te worden. Het eerste dat hij me toen te doen gaf, was een jaar lang alleen maar naakttekeningen maken. Toen ik vijf minuten bezig was met dat modeltekenen, dacht ik: ‘Dit had ik nooit moeten doen!’ want ik vond het erg lastig. Iedere tekening moest binnen tien minuten af zijn. Maar ik heb het toch volgehouden en ik kan nu zeggen dat ik kan tekenen. Dat is toch de basis van het kunstschilderen. Ik kan aan een schilderij zien of de maker ervan kan tekenen. Ik heb geleerd om op een bepaalde manier te kijken.
Is schilderen niet een gave?
Een gave….(zwijgt even). Of talent? Mijn talent was mijn wil. Die wil heb ik ontwikkeld omdat ik het zevende kind van elf kinderen was binnen het gezin Rousseau. Ik ben opgevoed door mijn broers en zussen want mijn moeder was altijd bezig. Zij was heel inventief en creatief, die eigenschappen heb ik echt van haar.
Heeft die ijzeren wil een rol gespeeld bij het bereiken van uw droom?
Ik had de insteek: Als het niet op deze manier lukt, dan lukt het wel op andere wijze. Ik wist wat ik wilde: vrij kunstenaar zijn om te maken wat ík mooi vond. Vrijheid. Maar het is toch wel een strijd geweest om fulltime kunstenaar te kunnen worden. Ik ben ook een tijdje overspannen geweest. Nadat ik bij Wesly was weggegaan, ben ik creatief groepsleider voor lichamelijk gehandicapten geworden. Sommigen hadden afasie (taalstoornis door hersenletsel, redactie) en konden niet praten. Ik nam die ellende mee naar huis en kon dat niet van me afzetten. Maar dat heeft me wel nog meer gesterkt om mijn droom te bereiken.
Hoe zag uw eerste schilderwerk er uit?
Op de kunstacademie schilderde men kleurloos, dat was toen gangbaar. Ik vond dat niks want ik was positief ingesteld en moest kleur hebben. Toen ben ik van de ene op de andere dag niet meer naar de kunstacademie gegaan. In die tijd ben ik de Maastrichtse carnaval gaan schilderen, want wat is kleurrijker dan dat? Ik vond het geweldig. Toen werden clowns ook mijn schilderobjecten.
Clowns zijn een belangrijk thema binnen uw werk. Vanwaar die fascinatie voor clowns?
Als kind had ik compassie met de clowns in het circus want er lukte niets en iedereen lachte hen uit. Sindsdien heb ik een zwak voor de clown, voor zijn emoties, de lach en de traan. Dat vond ik fantastisch. Dit schilderij (hij wijst op een groot doek van een bange clown aan de muur van de woonkamer, redactie) heb ik gemaakt naar aanleiding van mijn angst voor een open hartoperatie die ik in 2004 moest ondergaan. Een week voor de operatie heb ik dit schilderij gemaakt, het is een zelfportret. Want angst is een emotie en emotie is voor mij een zelfportret. Toen ik zeventig werd, heb ik zeventig emoties geschilderd. Dus zeventig zelfportretten.
Hoe gaat u te werk bij het maken van een schilderij?
Tijdens mijn reizen maak ik overdag schetsen en tekeningen van wat ik heb gezien. ’s Avonds schrijf ik daar mijn indrukken bij, allemaal in Maastrichts dialect. Uit die tekeningen haal ik dan later mijn inspiratie voor een schilderij. Maar het kunnen ook boeken, films of beelden op televisie zijn waardoor ik word geraakt. Soms heb ik een goede ingeving ’s nachts, die noteer ik dan.
Wanneer bent u tevreden met iets dat u gemaakt heeft?
Als ik mijn naam eronder zet.
En wanneer is het echt af?
Iedere vierkante centimeter van een schilderij moet boeiend zijn. Als ik vind dat er ergens nog iets niet goed is, signeer ik niet. Dan moet ik soms nog even afstand ervan nemen. Ik ben meestal sowieso met tien tot vijftien schilderijen tegelijk bezig.
Wilt u dat uw schilderijen bij mensen iets losmaken?
Ja, dat wil ik zeker. Tijdens de tentoonstelling ter gelegenheid van mijn 60e verjaardag zag ik op een gegeven moment een man staan die aan het huilen was. Een boom van een kerel. Ik ging naar hem toe en vroeg hem ‘Meneer, is er iets?’. Hij antwoordde ‘Meneer, wat dit met mij doet, dat kunt u zich niet voorstellen!’ Ik vond dat ongelofelijk. Ik beschouw dat als het grootste en mooiste compliment. Dat is ook een van mijn drives om te schilderen, zoiets aan emoties bij mensen losmaken. Dat maakt mij rijker.
Speelt intuïtie ook een rol bij uw schilderwerk?
Ik schilder op gevoel. Mijn werk beredeneer ik niet, dat komt uit het hart. Het is zuiver mijn emotie. Dat maakt mijn werk ook zo herkenbaar.
Wat is een echte Rousseau?
Dit hier (wijst op een ander groot schilderij aan de muur vol kleuren, redactie). Op de eerste plaats: emotie. Op de tweede plaats: kleur. Hier zit puur rood, puur blauw en puur geel in. Vroeger schilderde ik in zachte pasteltinten met meer afgebakende vormen. Maar dat heb ik echt losgelaten.
Uw reizen zijn ook een grote inspiratiebron voor uw schilderijen. Vreemde culturen lijken u enorm te boeien?
Ja. Dat is begonnen in 1991, toen heb ik een maand in Brazilië rondgereisd. Daar heb ik voor de eerste keer getekend wat ik her en der zag. In 1996 kreeg ik thuis bezoek van een Mexicaanse schilder die me uitnodigde om in zijn thuisland zijn atelier te bezoeken. Ook daar heb ik rondgetrokken en ik vond dat fantastisch. Mijn blik verruimen. Twee jaar later ben ik een maand naar Tibet gegaan. Daar heb ik veel tekeningen gemaakt. Toen ik terugkwam heb ik drie maanden niet over mijn overweldigende ervaringen in dat land kunnen spreken. Dat was zo emotioneel voor mij, wat ik daar allemaal gezien en meegemaakt heb… Pas toen ik na drie maanden thuis de documentaire ‘Die Salzmänner von Tibet’ op televisie zag, kon ik erover praten. Op dat moment ben ik ook taferelen van Tibet gaan schilderen. Dat eerste schilderij daarvan hangt nog achter in mijn atelier (een enorm doek waar de intense kleuren van afspatten en de vormen van een jak – een langharig rund uit de hooggebergten van Tibet en Nepal – op te herkennen zijn, redactie). Dat zal ik nooit verkopen. De mensen, de emoties, de culturen. Die spreken me het meeste aan.
U bent ontzettend succesvol als schilder. Uw schilderijen zijn zeer gewild, u heeft geëxposeerd. Hoe voelt dat?
Ja, hoe voelt dat? Het is vleiend, natuurlijk. Het is precies zoals ik het me had voorgesteld.
Heeft het succes u gelukkiger gemaakt?
Gelukkiger? (denkt even na). Ik leef mijn leven zoals mijn leven me lief is. Dat is een van mijn spreuken. Ik koester mijn vrijheid en hoef aan niemand concessies te doen. Ik bepaal zelf hoe en wat ik schilder. Dat maakt me gelukkig.
Heeft u hulp gehad om zover te komen?
In 1991, toen ik 50 werd, had ik een tentoonstelling in de Dominicanerkerk. Dat is mede gelukt dankzij mijn mecenas, een man die mijn schilderwerk zo mooi vond dat hij mij met alles heeft geholpen. In 2001 ter gelegenheid van mijn 60e verjaardag vond er op dezelfde locatie nogmaals een expositie plaats, getiteld ‘Een schilder op reis’. Hij heeft er toen met een comité voor gezorgd dat dit gesponsord werd en er een enorme happening van gemaakt. Als kunstenaar droom je ervan om zo iemand te hebben die je tot steun is, zowel financieel als anderszins. Het is een kwestie van geluk om de juiste mensen te vinden, maar de juiste mensen moeten wel jouw werk interessant vinden. Daarnaast heb ik een partner (Fietje, zijn echtgenote, redactie) aan wie ik veel te danken heb, die volledig achter mij staat en een geweldige gastvrouw is. Zij regelt de financiën, ik hoef alleen maar te schilderen.
Heeft het succes u ook veranderd als persoon?
Nou dat hoop ik niet. Het heeft er in ieder geval voor gezorgd dat ik een enorme ontwikkeling heb doorgemaakt. Ik heb kunnen reizen, ik ben in Libië, Nepal, India, Guatemala, Brazilië, Mexico, Kenia, Rwanda en heel Europa geweest. Dat maakt je rijker als persoon.
Wat is uw grootste persoonlijke succes?
Mijn tentoonstelling in 2001.
Aan welke factoren schrijft u uw succes toe?
Mijn doorzettingsvermogen. Ik wist wat ik wilde en ik had maar één doel voor ogen: vrij kunstenaar zijn. Ik wilde ook per se bewijzen dat ik het kon. Zo werd mij vroeger eens gevraagd wat ik echt wilde doen en dan antwoordde ik ‘Kunstschilder’. ‘Ah,’ zei men dan, ‘dat wil iedereen!’. ‘Ja’, zei ik dan, ‘maar ik kan het!’ Toen ik nog schilderlessen gaf, waren er leerlingen die bij een opdracht zeiden: ‘Chrit, dat kan ik niet.’ En dan zei ik: ‘Bewijs me dat eens, dat je dat niet kunt?’ Zo roep je bepaalde krachten op die je ver kunnen brengen. En als het me niet op de ene manier lukte, zocht ik wel een andere weg om toch te krijgen wat ik wilde.’
Als u deze carrière niet had gehad, wat had u dan willen worden?
(Kordaat) Musicus! Pianist. Ik had ook een heel mooie stem vroeger, ik moest altijd voorzingen in het zangkoor. Ik kan wel geen noot lezen, maar heb een goed muzikaal gehoor.
Wat is geluk voor u?
Mijn leven leven zoals mijn leven mij lief is. Schilderen. Mijn relatie met mijn vrouw, onze kinderen en kleinkinderen. Dat is heel belangrijk, dat is geluk. We hebben een fantastisch gezin. De kleine dingen van het leven, dat is rijkdom. Rijkdom is niet het hebben van geld. Geld op zichzelf boeit mij niet, het dient er voor mij puur toe om te kunnen doen wat ik wil.
Als u zichzelf zou moeten omschrijven, hoe zou u dat dan doen?
(Korte stilte). Een gelukkig mens. Dat is het eerste dat in mij op komt. Ik heb veel geluk gehad in mijn leven. Geluk komt niet vanzelf, daar moet je aan werken.
Gelooft u in iets hogers?
In 2004 heb ik een bijna dood ervaring gehad. Vijf dagen nadat ik aan mijn hart werd geopereerd, werd het me zwart voor de ogen en ben ik omgevallen. Ik ben toen gereanimeerd maar toen ik bijkwam, was ik heel erg boos. Het was zo mooi daarboven dat ik daar had willen blijven. Ik schreeuwde naar de dokters ‘Laat me!’ Tijdens die ervaring kwam ik in een prachtige ruimte met wondermooie muziek en schitterende kleuren, kleuren zoals ik die nog nooit ergens had gezien. Uiteindelijk was ik toch wel blij dat ik terug was (glimlacht). Ik heb hier heel weinig met anderen over gesproken en ook nooit geprobeerd om te schilderen wat ik heb gezien. Maar deze hele ervaring heeft me wel ervan overtuigd dat er meer is dan alleen het aardse.
Als u naar die onmetelijke sterrenhemel kijkt, wat gaat er dan in u om?
Ik heb dat gezien in de Sahara, in Libië. Ik heb toen een maand rondgereisd met touaregs. Als we ’s avonds bij het kampvuur zaten, keken we naar de hemel. Dat was machtig mooi. Toen voelde ik vrijheid en geluk.
Heeft u nu nog een droom?
Ik ben een tevreden mens. Maar ik heb nog één wens en dat is om naar Bhutan te gaan. Waarschijnlijk gaat dat dit jaar nog gebeuren.
Ter gelegenheid van uw 70e verjaardag heeft u 70 zelfportretten gemaakt. Vorig jaar zomer, als cadeau voor uw 75e verjaardag, heeft u in Maastricht de tentoonstelling ‘Thuiskomen’ gehad, samen met de dichter Frans Budé. Wat gaat er gebeuren als u 80 wordt?
Dat weet ik nog niet. Er staat wel nog iets op stapel later dit jaar maar daar kan ik nu nog niets over naar buiten brengen.
Als u alles over mocht doen, zou u het dan anders doen?
Nee, ik zou mijn weg weer precies hetzelfde uitstippelen. Al heb ik mijn pad wel even moeten zoeken om vrij kunstenaar te kunnen worden.
Tot slot. Welk advies heeft u voor de lezers van dit interview?
Zorg dat je tevreden bent met wat je hebt. Leef je leven zoals jij dat wilt, zoals jouw leven je lief is. Blijf jezelf, durf je eigen weg te gaan en heb respect voor anderen.
© Pascale Bruinen
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!