Dag des niet oordeels (1)

Een jaar of zes geleden (voor ingewijden: in mijn periode vóór de uil) lees ik ergens dat mensen standaard zo zijn geprogrammeerd dat ze zich bewust of onbewust altijd met anderen (willen) vergelijken en dan meteen hun oordeel – positief of negatief – vellen.  Denk bijvoorbeeld maar eens aan al die onderzoeken die zouden uitwijzen dat we binnen twee (!) tot maximaal dertig seconden na een eerste ontmoeting onze indruk al klaar hebben. Stereotypen worden zelfs al in milliseconden geactiveerd.

Toen ik dit tot me door liet dringen was mijn eerste gedachte: Dat doe ik niet. Maar onmiddellijk hierna hoorde ik dat irritante innerlijke stemmetje vragen: ‘Of toch wel?’ Ik besloot er eens op te gaan letten. Vierentwintig uur later was ik me niet alleen rot geschrokken, maar was ik ook een illusie armer: ik deed niets anders.

Tijdens mijn proefperiode betrapte ik me er namelijk op dat ik inderdaad de hele dag alles en iedereen be- en soms zelfs ook véroordeelde. Vanaf het moment dat ik mijn ogen open deed totdat ik naar bed ging, nam ik iedereen voortdurend stilzwijgend, hardop of – in het ergste geval – luidkeels (zij het buiten gehoorsafstand) de maat. Ik veroordeelde mensen omdat ze er net iets anders dan anders uitzagen, hele andere dingen leuk vonden om te doen dan ik of zich publiekelijk anders gedroegen dan ik. Of ik het nu wilde of niet, op de een of andere manier viel het me op, keek ik ernaar en dacht of zei er dan het mijne van.

De ontdekking dat ik in de praktijk lang niet zo tolerant bleek te zijn als ik dacht bracht destijds bij mij een schok teweeg, temeer omdat ik oprecht van mening was (en nog steeds ben) dat je iedereen in zijn of haar waarde moet laten en niemand het verdient te worden buitengesloten.

Gewapend met de wijsheid dat je alleen datgene kunt veranderen waar je je van bewust bent, startte ik een zoektocht ter beantwoording van de vraag hoe dit in godsnaam mogelijk was. Mijn onderzoek leverde al snel een even eenvoudig als ontluisterend antwoord op: mensen zitten nu eenmaal zo in elkaar. We willen altijd graag ergens bij horen. Bij een bepaalde familie, sportclub, fanfare, vrijwilligersverband, vriendengroep, stadsdeel, geloof, seksuele geaardheid, nationaliteit of werkkring horen biedt een gevoel van geborgenheid, zekerheid en verbinding. Dat dit zelfs in negatieve zin zo werkt, bewijst de hele gangcultuur.

Het gevoel ergens echt deel van uit te maken raakt dus kennelijk een snaar die we allemaal hebben en waarnaar we altijd (onbewust) op zoek zijn. Het tragische is echter dat juist als we stevig in zo’n groepje zijn genesteld, we eerder geneigd zijn ons te gaan afzetten tegen iedereen die níet bij ons groepje hoort. Vanuit ons veilige collectief lopen we het risico een superioriteitsgevoel te krijgen en gaan we vergelijken en be- of veroordelen tot we een ons wegen. Dit leidt uiteindelijk tot een wij-zij gevoel. Als dit laatste de overhand krijgt, is de verbinding met alle anderen die buiten de groep vallen ver te zoeken.

Nadat ik was bekomen van de eerste schrik besloot ik dat ik zo snel mogelijk van mijn automatisch be- en veroordelingsgedrag af wilde. Zodoende ging ik me verder verdiepen in deze materie.

En toen werd het pas echt interessant.

 

Lees volgende week deel 2!

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.