DRIJFVEREN: Manoe Konings
D R I J F V E R E N
In het kader van een reeks interviews getiteld “DRIJFVEREN”, interview ik succesvolle vrouwen en mannen over hun heilige vuur. Wat drijft deze bijzondere mensen eigenlijk, diep van binnen? Waar vinden zij dat het om draait in het leven? Aan welke factoren schrijven zij hun succes toe? En heeft het succes hen ook gelukkiger gemaakt?
Vandaag is het de beurt aan Manoe Konings.
Mathilda Elisa Hubertina Konings kwam op 10 maart 1961 ter wereld in Maastricht. Deze muziekvirtuoos en zelfbenoemde clown speelt al sinds 1989 bij André Rieu’s Johann Strauss Orkest, eerst de klarinet en later ook saxofoon en doedelzak. Ze is inmiddels wereldberoemd, rijgt als muzikant de successen aaneen en trekt al vele jaren de wereld rond. In 2001 kreeg ze borstkanker waarvan ze, volgens eigen zeggen deels dankzij haar geliefde muziek, helemaal genas. Een vraaggesprek over hoe haar leven is veranderd na deze dramatische diagnose, haar nomadenbestaan en de vraag of het leven in de spotlights haar gelukkig maakt.
Foto: Frank Steijns
‘Het ultieme geluksgevoel is het plezier dat ik zelf voel aan anderen door te kunnen geven.’
Wanneer heb jij definitief voor de muziek gekozen?
Toen ik vier was. Mijn ouders hadden toen een kapperszaak, daar woonden wij boven. Zo jong als ik was vertelde ik iedereen dat ik muziek ging studeren, beroemd zou worden én de 96-jarige leeftijd zou bereiken. Ik heb nooit anders gewild. Het voelde gewoon goed.
Heb jij moeten knokken om een muzikale carrière te kunnen hebben?
Nee, helemaal niet. Mijn moeder was gek op muziek en mijn oma zong in het Koepelkerkkoor. Van mijn vaders zijde – opa, ooms – zaten ze allemaal in de harmonie. Bij ons thuis draaide men alleen klassieke muziek, opera en operette. Ik heb het dus met de paplepel ingegoten gekregen.
Kun je die passie voor muziek in woorden vangen?
Hmmm, dat is moeilijk voor een muzikant. Ik kan het je voorspélen (lacht). Aan demanier van spelen kan ik aflezen wat iemands karakter is. Want als je je helemaal wilt overgeven aan de muziek moet je als muzikant bereid zijn om in je blote kont te staan. Dan ben je kwetsbaar. Het gaat om de emoties die muziek teweegbrengt. Zo gauw als er ook maar één persoon is die aan het luisteren is, wil je van hier (ze wijst op haar hart) uit gaan spelen.
Waarom is dat zo belangrijk voor je?
Dat je mensen zo blij kunt maken met iets dat voor mij zo simpel is geeft mij een enorm goed gevoel. Muziek ontroert maar maakt ook heel vrolijk. Ik vind het fantastisch als ik tijdens het spelen reacties van het publiek zie. Tijdens een concert voelen mensen zich drie uur lang op en top en ik heb daar een bijdrage aan mogen leveren. Dat is toch geweldig!
Jij bent al jarenlang een prominent lid van het Johann Straussorkest van André Rieu en toert dus geregeld de wereld rond. Ben je ook wel eens thuis?
Niet veel. Gemiddeld hebben we rond de 100 concerten per jaar, daar komen dan nog de reis- en rustdagen bij. Al met al zijn we zo’n 150 dagen per jaar echt weg.
Wanneer voel jij je ergens thuis?
Ik hoef alleen maar te weten dat ik terug naar huis ga, naar Maastricht. Ik moet altijd een retourticket hebben, dan kan ik me overal thuis voelen.
Jij bent ook degene die tijdens concerttrips altijd controleert of iedereen aanwezig is in de bus enzovoorts. Ben jij zo’n moederkloek?
Nee, helemaal niet. Maar als ik een taak krijg toebedeeld, voer ik die zo goed mogelijk uit. In de 29 jaar dat ik dit werk doe, ben ik twee keer iemand vergeten. Dus dat valt nogal mee. En gelukkig is het in beide gevallen goed gekomen (grijnst).
Jij hebt nogal de reputatie om een clown te zijn binnen het orkest.
O echt? (grijnst). Mijn moeder dacht vroeger altijd dat ik een muzikale circusclown zou worden. En eigenlijk ben ik dat nu ook. Ik krijg er een kick van als mensen moeten lachen. Je hebt maar vier spieren nodig om dit te doen (lacht breeduit) en veertig om dit te doen (kijkt heel lelijk). Daarnaast ben ik inderdaad heel erg expressief. In de loop der jaren heb ik gelukkig wel geleerd om soms eerst even na te denken voordat ik iets eruit flap. In het verleden heb ik veel te vaak sorry moeten zeggen.
Durf jij jezelf dan wel nog te laten zien zoals je echt bent?
Euhm…, jawel maar niet bij iedereen. Bij sommige mensen kijk ik toch wel de kat uit de boom uit zelfbescherming. Vroeger zocht ik in situaties die mij niet bevielen vol de confrontatie, tegenwoordig zet ik dan een stap terug en denk: niet mijn probleem. Dat is wijsheid die met de jaren komt en die ik vooral heb opgedaan na mijn ziekte.
In 2001 kreeg jij de diagnose borstkanker. In dat kader heb je ooit gezegd: ‘Muziek is mijn zuurstof en heeft mijn leven gered.’ Kun je dat toelichten?
Ik kan niet zonder muziek. Al vanaf kleins af aan was ik altijd met muziek bezig. Als je mij mijn muziek afpakt, pak je mijn leven af. Het ergste dat mij kan gebeuren is dat ik doof zou worden. Tijdens mijn borstkankerperiode heeft muziek me erdoor heen gesleept. Ik heb toen ook alle medewerking gekregen van mijn baas. Voor hem is niets zo belangrijk als het welzijn van zijn muzikanten, dat heeft hij onlangs weer bewezen (na de tragische dood in december 2016 van trombonist Ruud Merx, redactie). Ik ben toen voor de ene helft dankzij mijn dokters hersteld en voor de andere helft dankzij mijn muziek.
Heeft borstkanker ook jouw muziekbeleving veranderd?
De beleving zelf niet maar muziek is wel nóg belangrijker voor mij geworden. Ik realiseerde me voor mijn ziekte niet wat wij als orkest teweegbrachten. Erna is dit besef veel beter doorgedrongen en ben ik ook veel meer gaan nadenken over mijn leven. Er zijn sindsdien veel dingen veranderd. Ik geniet veel meer van alles, vooral van de kleine dingen. En ik maak me niet meer druk over onbenullige zaken.
Dus deze vreselijke ziekte heeft je ook goede dingen gebracht?
Ja, in zekere zin was het zelfs het beste dat me had kunnen overkomen. Daardoor heb ik mezelf een halt toegeroepen want ik was te zeer een workaholic. Toen moest ik wel. Ik had natuurlijk eerder al vrij veel hints gekregen dat ik niet goed bezig was maar die heb ik genegeerd totdat – boem! – ik een enorme klap kreeg: Als je nu niet luistert, ga je dood. Ben je braaf, dan mag je verder.
Eigenlijk ook heel mooi dat het kennelijk zo werkt?
Ja. Er is iets hogers dat dan met de beste bedoelingen ingrijpt. Maar dan moet je wel luisteren (lacht).
Aan welke factoren schrijf jij je succes toe?
Ik ben gewoon mezelf op de bühne en daardoor trek ik kennelijk de aandacht. Als me iets invalt, doe ik dat gewoon. Toen ik dat de eerste keer deed met dat glas champagne (tijdens concerten slaat ze tot hilariteit van het publiek op een vast moment een glas champagne in één teug achterover, redactie) werd dat prompt geregistreerd door de cameraman en André vond dat zo grappig dat hij zei ‘Die houden we erin!’. Ik ben dus verplicht om te drinken tijdens het werk (lacht breeduit). Maar sommige invallen vindt hij minder geslaagd en dan vraagt hij me achteraf wel eens of het wat minder mag (grijnst).
Dus jouw succes zou alleen te maken hebben met jezelf zijn. Maar jij bent één van de happy few die in het Johann Strauss Orkest mogen spelen. Hoe zit het dan met talent?
Dat zal dan wel in mijn genen zitten, denk ik. Voor mij is het gemakkelijk dus het zit er gewoon in. Als je ergens op gefixeerd bent en je wilt dat heel graag, dan gebeurt dat ook. In mijn vocabulaire bestaat geen toeval. Ik had ook altijd de droom om ooit in zo’n groot orkest te mogen spelen. Eerder heb ik kamermuziek gedaan en gespeeld in een symfonieorkest maar dat was het toch niet voor mij. Maar toen ik een keer met het symfonieorkest in samenwerking met een Big Band een solo deed in Berlijn, heeft André me zien spelen.
Dat was het magische moment?
Ja, toen zag hij ‘een pittig klein ding dat stond te swingen’. Vlak daarna heeft hij mij benaderd om als klarinettist bij hem te komen spelen. Bij de speculaasconcerten mocht ik toen als zwarte piet optreden, dat was mij op het lijf geschreven.
Heb jij iets moeten overwinnen om op het podium te kunnen staan?
Ik heb nog steeds wel last van zenuwen, daar kom je nooit overheen. Een gezonde spanning heb ik altijd. Behalve als ik met de doedelzak op het podium sta, dan is het ‘doedelt’ie of doedelt’ie niet’. Ik weet dat die het wel eens kan begeven, dat is ook al eens gebeurd. Maar de rest wil ik op en top doen en daar heb je toch die spanning voor nodig. Als ik aan het spelen ben, zit ik in een bepaalde trance. Dan kun je een bom laten afgaan en zou ik het nog niet merken.
Was het succes zoals je dacht dat het zou zijn?
In conservatoriumkringen is het Concertgebouworkest het ultieme op het gebied van succes hebben. De moeilijkste stukken spelen, daar ligt de uitdaging. Ik heb dat gedaan en dacht toen: als ik dit vijftien jaar moet volhouden, heb ik gegarandeerd een burnout. Dat was het niet voor mij. Ik wil graag plezier hebben in wat ik doe. Vooraf had ik niet kunnen bedenken wat ik onder succes zou verstaan. Dit succes is mij overkomen. Pas achteraf realiseerde ik me dat dit precies is wat ik altijd wilde. Ik heb nu al 29 jaar een volkomen stressloze baan.
Heeft het succes jou gelukkiger gemaakt?
Ja! Ik kan me hier helemaal uitleven, ik heb alles gedaan waarvoor ik gestudeerd heb maar ik heb ook veel nieuwe dingen geleerd. Ik hou wel van uitdagingen. Zo was er eens een speculaasconcert waarbij de Sint Engels was. Toen riep ik dat het leuk zou zijn als er een ‘Schotse’ zwarte piet was die doedelzak zou spelen. Een tijdje erna kwam André naar me toe en zei: ‘Ik heb iemand gevonden’. Ik zei toen ‘Leuk, een doedelzakspeler!’. Waarop André antwoordde ‘Nee, iemand die het jou gaat leren!’. Dus let op met wat je wenst want het kan zomaar uitkomen!
Zijn er ook schaduwkanten van het succes?
Ja, je moet wel kunnen omgaan met de aandacht van fans. Sommigen zien je als publiek bezit en dat gaat ten koste van je privacy.
Wat is geluk voor jou?
Dat ik me volkomen happy voel als persoon en mensen blij zijn als ik er ben. Maar geluk is ook innerlijke rust, die kan ik namelijk heel goed gebruiken. Die vind ik in de muziek, maar ook in een goed boek. Maar het ultieme geluksgevoel is voor mij het plezier dat ik zelf voel aan anderen door te kunnen geven. Een mooi voorbeeld heb ik meegemaakt in Zuid-Afrika. Na een concert was iemand drie kwartier op mij aan het wachten omdat ze graag iets tegen mij wou zeggen. Dat bleek iemand van Artsen Zonder Grenzen te zijn. Die mevrouw vertelde me toen dat ze in alle rampgebieden haar computer bij zich had waarop al onze dvd’s staan. Die zette ze dan aan in haar tent om de beelden te laten zien aan slachtoffers van rampen, vluchtelingen, vrouwen die op gruwelijke wijze waren misbruikt. Ze zei dat dit anderhalf uur van onze muziek een onvoorstelbaar effect had op deze mensen. Dat was de eerste keer in mijn leven dat ik sprakeloos was. Toen moest ik wel even slikken (krijgt tranen in haar ogen).
Dat is toch het mooiste compliment dat je kunt krijgen? Daar doe je het toch voor?
Jazeker!
Wat beschouw je als je grootste persoonlijke succes in je leven?
Mijn grootste persoonlijke succes is toch dat ik werk heb gevonden dat me gelukkig maakt en waarin ik al mijn kwaliteiten kwijt kan.
Waar gaat het volgens jou echt om in het leven?
(Denkt even na). Wij zijn hier om de liefde te leren herkennen. Dat bedoel ik in ruime zin, liefde voor alles om je heen.
Zou jouw antwoord op deze vraag anders zijn geweest als ik je dit vóór jouw ziekte had gevraagd?
Ja. Ik dacht toen meer egoïstisch. Ik was toen vooral bezig met wat ik graag wilde hebben. Nu probeer ik veel meer rekening te houden met anderen en mensen die me kwetsen beter te begrijpen. Ik voel nu meer verbondenheid, vooral tijdens concerten. Al die mensen zijn dan samen met één doel, namelijk om van muziek te genieten en dat verbindt.
Wat is jouw mooiste jeugdherinnering?
Goh…, dat vind ik heel moeilijk (denkt even na). Wat ik altijd erg fijn vond, was om met mijn opa samen te zijn. Mijn ouders hadden het in het weekend altijd heel druk met de kapperszaak, dus dan mocht ik bij opa zijn. Van hem kreeg ik heel veel aandacht en mocht ik altijd alles, heel anders dan bij mij thuis. Mijn moeder was namelijk heel streng. Met haar botste het dus ook geregeld. Ik was enig kind en moest thuis veel doen, als achtjarige deed ik elke zaterdagochtend al de boodschappen en waste ik de koffiekopjes af van de klanten. Toen ik ouder werd, snapte ik dat beter maar als kind had ik daar geen begrip voor.
Hoe zou je jezelf omschrijven?
Sowieso als optimist. Maar ook vrolijk en prettig gestoord. Ik ben nog steeds soms een flapuit. Ik sta positief in het leven en ik doe mijn best mensen te behandelen zoals ik zelf graag behandeld zou willen worden.
Geloof jij in iets hogers?
Ja.
Wat voor gevoel roept zo’n prachtige sterrenhemel bij jou op?
Dat ik wil weten waar het ophoudt. Maar het houdt niet op en die oneindigheid kan het menselijk brein niet verwerken. Als mijn tijd er is, kom ik daar wel achter.
Heb je nu nog een droom?
Ik wil nog heel graag naar Cambodja en Vietnam, Machu Picchu… Nog meer van de wereld zien. Ik reis veel maar door de drukke agenda zie ik vaak vooral luchthavens, hotelkamers en concertzalen.
Als je het nog eens over mocht doen, zou je dan alles hetzelfde doen?
Ja!
Heb jij tenslotte nog een advies voor de lezers van dit interview?
Ik raad iedereen aan om dat te gaan doen wat je zelf leuk vindt. Want als je iets moet doen waar je zelf niet achter staat, word je doodongelukkig. Dat is zo zonde, want je verliest zoveel gelukkige tijd. We zijn hier met zijn allen om van het geluk te genieten. Dus doe dat zoveel mogelijk!
© Pascale Bruinen