Lachtherapie
Martha Beck, life coach en een van mijn favoriete non-fictie schrijfsters, weet het in haar boek The Joy Diet zeker: we moeten minimaal dertig keer per dag lachen. Als je dat veel lijkt, denk dan eraan dat een klein kind gemiddeld meer dan 400 keer per dag lacht, zo legt ze uit. Want ik geef toe, ik vond dertig keer op voorhand al best veel lijken.
Toch is dit aantal het absolute minimum. Want lachen blijkt inderdaad gezond. Het breekt door innerlijke geestelijke barrières, waardoor je gedachten, intuïties en gevoelens vrijelijk kunnen bewegen. Daardoor maakt het je creatiever. Maar lachen heeft ook een positief effect op je lijf. Onze inwendige scheikundige fabriek verandert behoorlijk als we lachen. Zo leidt het tot een vermindering van stresshormonen maar tot een toename van natuurlijke afweercellen en van endorfines, de feel good hormonen. Die laatste lijken er ook verantwoordelijk voor te zijn dat lachen werkt als een sociaal bindmiddel.
Behalve dit minimum aantal lachsalvo’s geeft Martha haar lezers als extra opdracht mee vooral juist te lachen in stressvolle, onplezierige of verbijsterende situaties. Als ondersteuning hiervoor wijst ze erop dat mensen sowieso meestal geneigd zijn te lachen in situaties waarin we ons ongemakkelijk voelen, zoals bijvoorbeeld bij kietelen of als er moppen worden getapt die (ver) over het randje van maatschappelijk betamelijk zijn.
Een voorbeeld van iemand die het ‘lachen is gezond’-credo wel erg letterlijk nam, is de auteur Norman Cousins. In zijn boek The Anatomy of an Ilness beschrijft hij hoe hij herstelde van een als ongeneeslijk bestempelde ziekte. Hij sloot zich op in een hotelkamer en keek een aantal uren per dag naar Marx Brothers films. Na tien minuten lachen constateerde hij dat zijn pijngrens behoorlijk naar boven was bijgesteld en na zo’n drie uur gieren was hij zelfs de rest van de dag bijna pijnvrij. Norman Cousins heeft zo een overtuigend verhaal dat lachen – mits je jezelf er geestelijk toe kunt brengen – een waardevolle aanvulling op een medische behandeling zou kunnen zijn.
Allemaal leuk en aardig, deze theorieën, maar hoe kom je nu aan je benodigd aantal LPD’s (Laughs Per Day)? Volgens Martha Beck hangt dat af van hoe je genetisch in elkaar steekt (ben je van huis uit een stuk chagrijn of een lachebek?), van de situatie waarin je je bevindt (bij een crematie lach je over het algemeen toch een stuk minder dan bij Youp van ’t Hek) en van iets dat zij humor fitness noemt. Iemand is in haar ogen humor fit als die voortdurend en bewust redenen vindt om te lachen, ongeacht de omstandigheden. En, zo voegt ze hier nog aan toe, mensen die heel erg humor fit zijn lachen vooral om die ene onuitputtelijke bron die ze altijd bij zich hebben: zichzelf. Hoera! Dat maakt dat ik nu officieel zeer fit ben op humorgebied, want ik vind inderdaad altijd wel redenen om te lachen en niet in de laatste plaats om mezelf. Niks zo erg als mensen die alleen maar bloedserieus zijn en nooit om zichzelf kunnen lachen. Een dag niet gelachen is immers een dag niet geleefd.
Maar als je daar zelf (nog) niet zo handig in bent, geeft Martha gelukkig nog wat praktische tips. Zo kun je je omringen met mensen die wel snel en veel lachen. Door het sociaal besmettelijke karakter van lachen heb je in het gezelschap van frequente lachers namelijk een gerede kans meteen flink over de dertig stuks per dag te komen. Daarnaast zou je, als je in de trieste situatie bent dat je niemand kent die snel en veel lacht, je toevlucht kunnen nemen tot ‘mechanische stimulatie’. Oftewel: kijken of luisteren naar mensen die (al dan niet ingeblikt) lachen. Of je wilt of niet, maar vroeg of laat moet je ook zelf lachen.
Maar de mooiste – en gekste – tip is Lachen Zonder Enige Reden. Martha Beck kwam bij haar zoektocht een yogavorm op het spoor die, eerlijk waar, de ‘Ho-Ho-Ha-Ha-Ha’ methode heet. Lachyoga dus/ Deelnemers leren allereerst maar liefst een minuut lang te lachen zonder enige aanleiding. Daarna zijn er dagelijkse (!) groepssessies waar 15 tot 20 minuten wordt gelachen zonder dat er ook maar iemand een mop vertelt. Nu ik er over nadenk zou het best eens kunnen dat Geer en Goor zich deze praktijken in het geniep hebben eigen gemaakt. Het zou in ieder geval veel verklaren.
Geïnspireerd geraakt besloot ik het lachen zonder reden zelf eens uit te gaan proberen. Teneinde te voorkomen dat ik gestrekt en geboeid door mannen in witte pakken zou worden afgevoerd, deed ik dit in de veiligste omgeving die ik zo gauw kon bedenken: mijn eigen auto. En zo kwam het dat ik, stapvoets rijdend in zo’n allesbehalve grappige ochtendfile, ineens hardop in lachen uitbarstte. In eerste instantie schrok ik van mijn eigen durf en mijn nogal schelle, totale nep lach. Maar vervolgens vond ik de situatie zo achterlijk dat ik prompt echt moest lachen. Waarna ik me realiseerde dat ik nu vals speelde omdat het immers de bedoeling was dat ik lachte zonder reden. Hetgeen weer een nieuwe lachbui veroorzaakte. Enfin, laten we het er op houden dat ik uiteindelijk zo op tien à vijftien stuks zat en de dag moest nog beginnen. Voorwaar geen slecht resultaat voor een beginneling.
En mocht ik je nu nog steeds niet hebben overtuigd: lachen is tenslotte heel goed voor je buikspieren. Dus als je jezelf niet tot in de sportschool kunt slepen om die ellendige, pijnlijke en stomme buikspieroefeningen tot vervelends toe te doen, kun je je nog altijd een sixpack láchen.
Grapje!
Ho-Ho-Ha-Ha-Ha!